
Zodoende speldde ik vanmorgen na vijf maanden eindelijk weer eens een startnummer op mijn Ophorstshirt. En wel die van de Voornse Duintrail. Een trail over ruim 20 kilometer door de bossen, duinen en over het strand van Oostvoorne.
We vertrokken vroeg, om half negen zaten we al in de auto. Marco en ik brachten de kinderen naar opa en oma en pikten Jos op. Toen we een uurtje later in Oostvoorne uitstapten, voelden we meteen de koude wind die er stond. Een driekwart tight, een craftshirt met lange mouwen en daaroverheen een Ophorstshirt leek me de juiste outfit.
In het gebouw (of eigenlijk de tent) waar we ons om konden kleden, stond een grote turboheater. Daar zijn we zo lang mogelijk gebleven en kletsen we met wat bekenden. Monique, die ook zou lopen, zagen we echter niet.
Om 10.20 uur gingen we naar de start. Nog geen Monique. De speaker vertelde dat de start tien minuten later zou plaatsvinden omdat veel deelnemers last hadden van wegwerkzaamheden en een brug die open stond en daardoor dus laat waren. Gelukkig stond er een tentje, waar we nog redelijk beschut konden staan.
Om 10.40 uur werden we weggeschoten en daar waar we vorig jaar meteen de blubber ingestuurd werden, was dat nu zand. Los zand... Minder vies, maar zeker zo zwaar! De eerste kilometers gingen lekker. Marco was in geen velden of wegen meer te bekennen en ik volgde Jos. Na een kilometer of vijf kreeg ik een bijna-kramp-gevoel in mijn linkerkuit. 'Niet aan denken, concentreer op je andere been!' Op de een of andere manier werkte dit weer eens en trok het gevoel weg.
Grote delen van het parcours bestonden uit los zand. Pffff, dat was zwaar! Een verademing was het, als je een bospaadje op mocht!
Na negen kilometer kregen we ineens Monique in het oog. Gelukkig, ze was er toch! We haalden haar in en wensten elkaar veel plezier. Halverwege het parcours was er een drankpost. Even een half minuutje stilstaan, een bekertje siroop tappen in het uitklapbekertje, dat we van de organisatie mee hadden gekregen en weer verder.
Na ruim 12 kilometer was daar eindelijk de eerste echte blubber. Vlak daarna moesten we een bijna loodrechte duinhelling van een meter of vijf op. Hijgend stonden we bovenaan om vervolgens een heel stuk door het losse zand in de duinen te moeten rennen. Eenmaal op het strand leek het alsof je vloog. Langs de vloedlijn was er hard zand én we hadden wind mee. Het enige nadeel was dat de harde wind vol op mijn rug stond. Mijn shirt, dat doorweekt was van het zweet, werd ijskoud. Na een paar kilometer gingen we het strand weer af. 'Nog viereneenhalve kilometer' werd ons daar gezegd. Oei, ik had het niet meer zo naar mijn zin op dit punt. Koud en moe voelde ik me. 'Niet zeuren, lopen!' We gingen de duinen weer in. 'Fijne' slingerpaadjes en veel laaghangende takken, waarvoor je moest bukken. Op het 19-kilometerpunt zat ik er echt doorheen. 'Ik kan niet meer!' piepte ik tegen Jos. 'We zijn er bijna, nog een kilometer of twee'. Een takke-eind, vond ik dat op dat moment 'En die marathon loop ik ook nooit meer!!!' dacht ik vervolgens

Na een kopje bouillon, een beker cola en een banaan, kwam ik weer bij mijn positieven. Warme droge kleren aangetrokken in de gemeenschappelijke(?!) kleedruimte. Toen werd ik toch wel benieuwd naar mijn eindtijd. 1.53.28 over 20.83 kilometer! Dik anderhalve minuut sneller dan vorig jaar en een zesde plek bij de dames (van de 79 deelneemsters). Uiteindelijk toch dik tevreden! En die marathon? Ach, waarschijnlijk wel weer hoor in april
